~* Dinsdagverhaal – Door het hek *~

~* Dinsdagverhaal – Door het hek *

‘Mama, mogen we op het dak spelen?’
Ik hoor het haar nog vragen. Voor je nu stopt met lezen omdat dit over een overleden kind lijkt te gaan, niet doen. Het is groter dan dat. Vreemder.
Misschien moest ik niet verbaasd zijn dat iets dergelijks me overkwam. Het was het grootste horrorcliché dat je kan voorstellen. Gezin erft een groot huis dat nodig aan opknappen toe is. Eigenlijk staan ze op het punt uit elkaar te gaan maar na de taak van opknappen gestart te zijn, is er geen geld meer voor. En dus zitten we daar.
De kinderen? Die vonden het fantastisch. Na ons piepkleine appartementje waar ze een kamer deelden, hadden ze nu een balzaal voor zichzelf. De grond rondom het huis nodigde uit tot buitenspelen en uiteraard kwam er een hond.
Dit is misschien een punt waar het cliché afwijkt. Het was niet de hond die het eerst iets merkte. Niemand merkte iets, eigenlijk. Afgezien van de eerder genoemde punten, ging het eigenlijk redelijk. Zelfs onze relatie vond in die verbouwing, geheel tegen verwachting in, weer nut.
Het begon dus met spelen op dat dak. Voor je mij een ontaarde moeder vindt omdat ik mijn kinderen dat liet doen wil ik je graag de situatie schetsen. Vanuit de zolder kon je door het raam een stuk plat dak op. Dit klinkt onverantwoord, ware het niet dat het hele terrein daarboven afgezet was met een hek. Dit vervaarlijk ogend stuk metaal hield ze veilig. Ze waren nog te klein om er overheen te kunnen klimmen, maar al groot genoeg om niet tussen de spijlen door te kunnen. Letterlijk. Ze konden er net aan tot de onderarm doorheen en daarna zaten ze stevig klem. Dat wist ik zeker, gezien ik ze al meerdere keren moest komen redden. Maar dat dak, waarmee je over het land en de bossen uitkeek, had een ongekende aantrekkingskracht en het klemzitten namen ze voor lief. Ik liet ze dus. Tot de jongste die bewuste dag naar beneden kwam. Haar gezicht was lijkbleek en haar ogen zo groot dat ik dacht dat er iets afschuwelijks was gebeurd. Dat was ook zo, maar niet wat ik verwachtte.
Ik rende al naar boven voor ze wat kon zeggen. De deur sloeg dramatisch open en het dak was… leeg. Tina was nergens te bekennen. Ik rende naar de randen, haalde mijn handen open aan de punten waar ik wel bij kon en staarde over de daken, zoekend naar wat de jongste gezien kon hebben, waar mijn oudste was. Er was niets. Geen lichaam te zien, geen blond haar of een knalroze trui die ze op dat moment droeg. Ik draaide me om naar Anja, naar haar bleke gezichtje en trillende mond.
‘Waar is Tina?’
Ze schudde haar hoofd. Ze had geen flauw idee, vertelde ze. Even had ze zich omgedraaid, het opstapje van de deur gebruikend om haar veter te strikken en toen ze omdraaide was haar zus weg. Ergens verdwenen op die compleet lege vlakte met een hek waar ze niet overheen en niet onderdoor konden.
Vanaf die dag bleef de deur naar het dak op slot. We keken uit alle ramen, zochten overal rondom het huis. We zochten tot in het bos, al kon ze zelfs als ze wel over het hek geklommen was, gevallen en gerold, nooit zover gekomen zijn.
Is het verhaal dat niet over het overleden kind gaat er dan een over een vermist kind dat nooit terug kwam? Nee, ook dat is het niet. Drie jaar na het gebeuren waren we in een pretpark, niet ver van ons huis. Anja wilde er graag naar toe voor haar verjaardag. Het was vroeger het favoriete uitje van Tanja. Anja had er afgelopen jaren niets over willen horen maar vandaag, uitgerekend vandaag, wilde ze er persé naar toe. Alsof ze het wist.
We waren het park nog niet in toen ze me aan mijn mouw trok, zo hard dat ik al op het punt stond haar een standje te geven. Waarschijnlijk had ik dat ook gedaan, als ik dat gezicht niet meteen herkend had. Weer zo bleek, die ogen zo groot. Ze wees met een trillende vinger en ik keek. Zelfs van de achterkant herkende ik het blonde haar meteen. De roze trui was een andere, maar het stond haar nog net zo goed. Mijn hart bonsde in mijn borst, mijn keel, mijn hoofd. Het is een ander kind, hield ik mezelf voor. Het is de standaard vergissing. Dadelijk draait ze zich om en is het compleet iemand anders.
Maar dat was niet zo. Het was mijn kind. Mijn Tina. De zus van Anja. Ze draaide zich om en keek me aan. Ik hield mijn adem in. Heel even keek ze naar me. Ze hield kort mijn blik vast en gaf me toen, zo afstandelijk als alleen een vreemde kan, een half glimlachje. Daarna draaide ze zich weer om en begon een amicaal gesprek met de vrouw die naast haar stond en een arm om haar heen sloeg. Een vrouw op wie ze als twee druppels water leek. Ik snapte er niets van. Daarna heb ik haar nooit meer gezien. Maar ik geef niet op.
Ik zal haar vinden.