~* Dinsdagverhaal – Gesmolten *~
Afwezig roerde ik met mijn vinger in het bijna overvolle glas. Het was plakkerig en er was niets voor handen om me schoon te maken, maar het verlangen naar verkoeling was sterker dan de ergernis van viezigheid. De zon brandde, hier nog meer dan op het vasteland. Waarom leek dit ons een goed plan?
Ik drukte het blokje, dat ik uit zijn borrelende omgeving had opgediept, tegen mijn borst. Het was makkelijk voor te stellen hoe dat smeltende blokje op mijn gloeiende huid in een sissende, kokende straal veranderde maar dat deed het niet. De zich losmakende druppels glibberden kort en koud hun weg naar beneden om daar vervolgens op te gaan in het zweet op mijn buik. Het doorzichtige vierkantje zelf voelde ik gelijksoortig glibberen tussen mijn vingers. Het smolt letterlijk waar ik bijstond. De vorm van mijn vingertoppen groef zich langzaam een weg naar het midden. Dit was nauwelijks de bevrediging waar ik naar zocht.
Ik stopte het blokje in mijn mond en beet. Hoe anderen daar last van hadden snapte ik niet goed, ik voelde er niets bij. Dat liet ruimte over te voelen hoe het blokje dat net nog zo koud en glibberig was, nu haast als een dik rubber tussen mijn kiezen piepte. Ik beet nog eens en hoorde het kraken op een heel andere manier dan wanneer je het ding uit de koelbox in het net ingeschonken glas gooide. Dan werd het de kleine en aanzienlijk minder dramatisch versie van brekende schotsen in natuurfilms, die zich het ijswater in stortten en de vergankelijkheid van de wereld aantoonden. Dit kleine ding kon zich daar niet aan meten.
Met mijn tong bewoog ik het stukje ijs vlug door mijn mond in een poging de verkoeling zoveel mogelijk zijn werk te laten doen. Het smolt sneller dan ik wilde en de hitte van de dag nam me weer over. Na die kortstondige verfrissing leek het nog heftiger.
De eerste druppels zweet vormden zich alweer op mijn rug. Ik stak mijn vingers weer in het glas, maar ook daar had het ijs zijn strijd tegen de zon opgegeven en smaakte de inhoud van dat glas nu weliswaar nog koel, maar meer naar een fastfoodketenversie van het origineel. Gedachteloos hing ik mijn arm over de rand van de boot en liet mijn plakkerige vingers door het water schoon strelen. Water.
In één ruk zat ik weer overeind en greep de rand van de boot vast. Alsof ik nu pas doorhad waar ik was in mijn strijd tegen verkoeling, mijn zoektocht naar verfrissing. Terwijl ik verkoos mijn vingers in de plakkerige frisdrank te steken had ik al die tijd een meer om me heen gehad. De hitte had duidelijk vat op mijn gedachtegang. Ik stond op en zonder iemand te waarschuwen of maar de moeite te nemen me om te kleden, dook ik van de rand en liet me omhelzen door het koele water. Daarom. Daarom leek het ons een goed plan.