Paars
Drie-en-twintig minuten. Vanaf het bankje aan de overkant van de straat, staarde ze naar de deur vol kleurrijke posters. En met kleurrijk bedoelde ze vooral een variatie aan paars. En lila. En violet. Over drie-en-twintig minuten zou ze opstaan, de straat oversteken en dan was de winkel weer open. Twee-en-twintig, inmiddels.
Voorzichtig woelde ze door haar pony. Haar meest opvallende kenmerk, hoorde ze vaak. Niet haar donkere ogen of leuke knopneusje. Nee. Het steile, zwartgeverfde haar met die strakke pony. Iets wat niets te maken had met hoe ze geboren was of wat God haar gegeven had, maar wat naar wil aangepast kon worden. Als mensen dat van je onthielden, was je verder waarschijnlijk niet zo bijzonder. Over negentien minuten zou de hele winkel vollopen met vrouwen die zich zo verbonden voelden met dat natuurlijke, terwijl aan hen niets natuurlijks was. Chemisch geverfde gewaden in weer die tinten paars met even chemisch geverfd haar. Halzen, armen en vingers, behangen met ingewikkelde zilveren sieraden en edelstenen. Alles afleidend van het feit dat zij ook niets bijzonders van God gekregen hadden waar men ze aan zou herinneren. Niets meer dan alles wat ze zelf aan hun lichaam hingen, vergezeld door de eeuwige geur van wierook.
Haar eigen vingers sloten zich om een steen in haar jaszak. Geen edele maar voor haar even bijzonder. In zekere zin was het de reden dat ze hier zat, klaar om over veertien minuten de winkel te openen voor de paarse dames. Vandaag was het zeven jaar geleden dat Lotte overleed. Zo vlak nadat ze deze steen tijdens hun vakantie op het strand gevonden hadden, uitgesleten door de natuur. Glad met een gat waar net haar pink doorheen paste. Soms leek die steen het enige wat ze nu nog van haar zusje had. Lola en Lotte. Het was onmogelijk uit te leggen dat een tweeling zijn zoveel meer was dan alleen zussen. Dat toen Lotte stierf het niet was alsof er ook een stukje van haar stierf, zoals stemmen graag zeiden. Het voelde toen alsof ze zelf net zo dood was. Alsof niets haar meer iets kon schelen. Ze zouden gaan studeren na die zomer. Samen op kamers. Dat kon ze nu toch ook alleen doen, zeiden diezelfde stemmen. Voor Lotte. Voor hen samen. Dat kon ze niet. Iets wat van hen samen had moeten zijn, mocht niet van haar alleen zijn.
Lotte had haar wel bijzonder gevonden.
De eerste paarse dame stond al voor de deur en keek haar kant op. Lola deed alsof ze haar niet zag. Ze had nog negen minuten en die zou ze koesteren. Geen minuut langer wilde ze in die winkel zijn. Geen minuut langer dan nodig was. Wat een verschil met toen ze er net begon. Het was diezelfde zomer geweest. Ze was zelf een paar meisje geweest. Paars was de kleur die na de periode van rouw en zwart gedragen werd. Wist je dat? Lila Lola. Toen waren de geuren van wierook, de betekenis van tarot kaarten en de keurig gesorteerde edelstenen in hun bakjes haar redding. Ze ging helemaal op in het kleine winkeltje dat haar, met enkel een mavo-diploma op zak, met open armen ontving. Ze kon er na een tijdje haar eigen kamertje van betalen. Zonder Lotte, dat wel. Maar ergens wist ze dat Lotte trots op haar zou zijn. Zelf vond ze daar ook steeds meer haar weg. Dat maakte de realiteit enkel zuurder, want hoe langer ze in de winkel werkte, hoe minder paars ze werd. Paars was haar manier geweest om te rouwen en dat was nu niet meer wie ze wilde zijn. Vanaf haar bankje keek ze naar de tweede vrouw die zich bij de eerste had gevoegd. Waren zijn aan het rouwen? Nog steeds? Als ze nu niet het paarse van zich af zou schudden, zou ze dan altijd zo blijven?
Al twee weken staarde ze elke ochtend vanaf het bankje naar de deur die vroeger haar hemel was maar zich langzaam vormde naar haar hel. Ze wilde niet meer. Ze wilde over één minuut die deur niet openen, bedwelmd worden voor wierook en de hele dag paarse gesprekken voeren over tarot en edelstenen.
Ze wilde terug naar school.
Met de steen met het gat.
Zonder Lotte.
Voor Lotte.