Stille storm

Stille storm

In verdriet was de zee mijn tranen, in geluk de wind mijn vrijheid. Het glooiend gras van duinen mijn altijd wisselend humeur. Nu stonden mijn voeten eenzaam in het dikke, natte zand. Het was winter en ik voelde me vandaag niet vrij in het striemen van de wind. De zee golfde woest. Te hard om mijn tranen te zijn. Was dit waar het gebeurde?
Achter me rennen voetstapjes in de oorverdovende stilte van de storm. Ik zak neer, geen aandacht bestedend aan de vloed die mijn broek nat en zwaar maakt. Ze vraagt me door het lawaai van slaande golven of we hier voor altijd kunnen blijven. Had ik maar antwoord op het stemmetje dat me rust brengt als er geen strand is. Zeven jaar ben ik hier niet geweest. Zeven lange jaren waarin dit mensje groeide. Hoe vreemd is het je zo vrij te voelen op een plek waar je niet weg komt zonder plan. Ik schoot er rolletje na rolletje vol van huisjes op hoge palen, hun reflectie in het water. De kleine vuurtoren op zijn eilandje. Dramatische luchten, zonnestralen. Het was de plek waar ik me voor het eerst thuis voelde. Het was de plek waar ik voor het eerst verliefd werd.
Armpjes slaan om mijn nek. Ik pak de polsjes en trek het drukke lijfje stevig tegen me aan. Ik had haar graag onder andere omstandigheden voorgesteld. In beter weer waar de wind ook haar vrijheid kon zijn maar de kou van het winterstrand deert haar niet. Daar gaat ze weer, mijn vluggeling. Haar voetstapjes worden opgeslokt door het steeds sneller opkomende water. Als ik blijf zitten waar ik zit spoelt het me mee. De man die haar in de verte optilt, rondzwiert, is niet de man die haar vader moest zijn. Dat was Jan. Een simpele naam voor een spectaculaire man. Hij was zo intens. Zo alles behalve stil. Het moment dat ik hem zag was ik verkocht. Ik wilde de rest van mijn leven mijn handen door de blonde haren halen die zo verward in zijn gezicht hingen. Zijn ijzige, felblauwe ogen met lange wimpers en zijn grote glimlach. Jan was reclame voor tandpasta en kaas. Jan kwam hier vandaan. Hij kende iedereen en iedereen kende hem. Ik kende hem. Ik bleef voor hem. We liepen dagen achtereen over het eiland, de stranden langs tot we niet verder konden en dan toch. Hij was de man bij wie ik altijd wilde blijven en nog meer toen in de bloei van ons wilde leven een derde zich aan ons avontuur toe zou voegen. Ik was bereid het wilde los te laten voor het wurmpje dat in mij groeide. Jan wilde dat ik de ongeremde meid bleef die met hem in het hoge gras sliep, door de golven rende en vrij was in de wind. Ik wilde moeder zijn, zei ik. Hij werd geen vader, zei hij.
Zo stond ik weer op de boot en keek toe hoe het strand, mijn thuis, mijn verdriet werd. Zelfs al wilde mijn hart terug naar koude winters met woeste golven, mijn hoofd wilde het niet. Het kind kwam. De man die haar vader werd kwam. We vonden rust en stilte en vrijheid zonder zilte wind. Toen, een witte envelop met een zwarte rand. Jan, dood. Gevonden op het strand waar we zo van hielden. Als ik haar ooit wilde voorstellen aan haar vader, wild en ongeremd en zo haar evenbeeld, was die kans nu bekeken. Het was geen keuze meer. Het was er níet.
‘Wil je alleen zijn?’ De man die kwam na Jan. Hij komt naast me zitten. Nog een natte kont. Het kleine ding kruipt onder mijn arm door en nestelt zich op schoot voor een volle drie seconden. Is ze echt al zeven? Ze was toen de reden dat ik ging, nu de reden dat ik er weer van houd. Daar gaat ze, kind van de vader die ze nooit zal kennen. Ik kijk hoe ze met haar wantjes de kou trotseert. Een klein zout-watermeermin. Ze slaat door de golven, rent met de branding mee, gilt van plezier als het koude water haar doorweekt.
‘Zou je hier willen wonen?’ De woorden verlaten mijn lippen voor ik er erg in heb. Hij kust mijn haar, rust zijn wang op mijn hoofd. De kalmte. De stilte. Mijn stille storm. Hij past precies bij mijn winterstrand met zwart haar, donkere ogen. Tanden die niet bij een reclame passen en dat is goed. Hij is mijn standsmens. De man die geeft antwoord geeft want dat hoeft niet. De man die snapt dat in mijn vraag het antwoord huist. De man die niet Jan is.
Reacties zijn gesloten.